U bent hier: pagina: Gedichten hoofdstuk: Gedichtenbundel paragraaf: periode
Informasie...
Gedichtuh zullu nooit zwichtu!
 

                     “Een periode”

                    ‘Vrouwen’, vaak zeggen ze dat dan
                    Zijn wezens waar je van houwen kan
                    Maar menigeen die dit dan zegt
                    Treft het achteraf zeer slecht
                    Want je komt soms ook bedrogen uit
                    Nog voordat je tot trouwen dan besluit
                    Ze zijn gewoon gelijk een man
                    Daar trekt toch niemand zich wat van an
                    Verliefd zijn kent geen tijd
                    Al is het soms een ander waar je dan mee vrijt
                    Maar dit kan onze liefde niet doen koken
                    Anders hadden we dit wel uitgesproken

                    Nee, laat de mens maar schuifelen op z’n tijd
                    Voordat hij alleen nog op een houtje bijt
                    Dan blijft het geluk vast langer bij
                    En voelt men zich ook weer een beetje vrij
                    Dan kan men overal weer tegen
                    En bewandeld men zijn eigen wegen
                    Die dan geplaveid zijn met wat rozen
                    Enkel om je nu te laten blozen
                    Wat je overigens goed staat op jou toet
                    En welke je zo maar houden moet
                    Een wezen welk is blond en blauw
                    Heeft geen slaag gehad van enen vrouw

                    Maar ook een echte man die doet zulks niet
                    Misschien een gestoorde waarvan je het niet ziet
                    Eenieder die zegt ik houd van jou
                    Zegt dit heel vaak tegen een vrouw
                    Een man daarentegen wat minder frequent
                    Vast omdat je daar een vent voor bent
                    Al tranen vangend van het gemoed
                    Doe ik vele dingen weer niet goed
                    En dus doe jij het stille zwijgen rijzen
                    Om maar niet naar mij te hoeven wijzen
                    Dat, is de kracht wat vele vrouwen eert
                    En hetgeen een man dan ook begeert

                    Van twee borsten rond en vol
                    Daarvan slaat een man op hol
                    Krijgt hij een erectie, dat is zeker
                    En wordt zijn hart aldus steeds weker
                    De liefde uit het hart zal nu overwinnen
                    Waar je telkens weer mee kunt beginnen
                    Zo blijft een vriendschap tussen beiden
                    Een eeuwigheid te duren zonder lijden
                    Vele fases hebben wij reeds bewandeld
                    En de band is dan ook vaak behandeld
                    Maar telkens zagen wij de verlangens naar elkaar
                    Die jij in elk geval kon beantwoorden zowaar

                    Ik bezit nog niet die gave die jou onthult reeds lang
                    Maar een diep gesprek daarvoor ben ik juist niet bang
                    Dat vind ik lekker op z’n tijd
                    En kan ik zeggen wat mij spijt
                    De waarheid die ik plag te zeggen
                    Probeer ik dan zacht uit te leggen
                    Jaloezie is een kwaad geweten
                    Wat je dan ook snel maar moet vergeten
                    Ook al is een ander nog zo mooi
                    Zelf zit je in een glazen kooi
                    Welke vast niet snel zal breken
                    Maar op een goede plek vaak wordt bekeken

                    Misschien zul je begrijpen hoe het komt
                    Dat soms een liefde plots verstomt
                    Hoewel de onze daarentegen
                    Door vallen en opstaan is gebleven
                    En juist inhoudelijk heel erg veel
                    In kracht is toegenomen voor een deel
                    Te wijten aan een ander
                    En de rest toch door elkander
                    Hoe anders kan ik jou mijn lief betuigen
                    Dan hierbij voor jou neer te buigen
                    En ’n sleutel van het huis te geven
                    Met als hoop dat je hier nog heel veel mag beleven

                    Samen met je man en kinders
                    In een bloementuintje vol met vlinders
                    Nu is er dan de tijd gekomen
                    Waarvan wij alleen nog konden dromen
                    Na zolang nog bij elkaar te zijn
                    Zou men willen zingen een refrein
                    Zou je willen rondbazuinen in de stad
                    Dit is het wel, dit is je dat
                    Een huis, een huis, eentje uit zovele
                    Geen rode maar ook geen gele
                    Nee, een mooie precies zoals ik had gedacht
                    Is deze optrek nu geen pracht

                    Zo met dat tuintje voor en achter
                    Van onszelf zijn wij nu pachter
                    Ja, na 15 jaren zo bijeen gebleven
                    Konden wij elkander niks beters geven
                    Hierin volgt dan hopelijk weer een tijd
                    Vol met zelfverzekerdheid
                    Zo, hierbij sluit ik dit gedicht
                    En kijk ik eenmaal nog naar jouw gezicht
                    Een kus plaats ik op je beide wangen
                    En met je mond mag je dan de laatste vangen

                    Luchrista